Provincie Noord-Holland en de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord startte eind 2021 een pilotgroep om te komen tot een werkbare Gebieds Gerichte Ontheffing (GGO) op basis van een Soorten Management Plan (SMP). In de pilotgroep zaten vertegenwoordigers van de gemeenten Heemskerk, Hilversum en Haarlem. Coördinatie van het overleg was in opdracht gegeven aan SWECO. Vanwege onze grote praktijkkennis over benodigd soortonderzoek werd Bureau Endemica bij de opzet al gevraagd om ook in de pilotgroep plaats te nemen als ecologisch adviseur maar tevens als vertegenwoordiging van wooncorporatie Woonopmaat en indien afwezig ook voor gemeente Heemskerk. Recent is het adviesrapport van deze pilotgroep uitgekomen. Inmiddels heeft de gedeputeerde kennis genomen van het adviesrapport en is het rapport ook ter kennisname aan Provinciale Staten verzonden. Zodra het rapport vrij wordt gegeven zal het hier te downloaden zijn.

In deze zogenoemde “Lerende aanpak” is samengewerkt, zijn ervaringen gedeeld, discussies gevoerd en waar mogelijk praktische oplossingen verzameld waarmee de provincie, de OD NHN, gemeenten en de andere betrokken organisaties verdere stappen kunnen zetten. Deze stappen hebben als uiteindelijk doel een werkbaar SMP op basis waarvan een GGO kan worden aangevraagd in Noord-Holland. Samen met bureau TAUW hebben wij een opzet gemaakt voor hoe soortgericht onderzoek uitgevoerd moet worden om de juiste kennis over aanwezige beschermde soorten (huisbewonende vleermuizen en vogels met jaarrond beschermd nest) te verkrijgen als basis voor de opzet van het SMP. Deze methodiek is door Provincie Noord-Holland en OD-NHN goedgekeurd en hopelijk laten alle gemeenten in Noord-Holland die een GGO willen gaan aanvragen op basis van een SMP, hun plangebied volgens deze methodiek onderzoeken. Dat vergroot de kans op het verkrijgen van zo’n GGO.

Om de juiste ecologische maatregelen te nemen voor de betreffende SMP-soorten moeten maatregelen gebaseerd zijn op het aanbieden van alternatieve verblijfplaatsen met voldoende ecologische onderbouwing (hoe groot is lokale populatie, hoe is deze verspreid en waar bevinden zich de essentiële functies zoals kraamverblijven, winterverblijven en concentratie broedvogels)  in samenhang met de omgeving en de lokale groenvoorziening/aanwezige habitats. Echter, er is momenteel beperkte kennis over het gedrag van genoemde soorten wanneer hun verblijfplaatsen tijdelijk ongeschikt zijn en of ze eigenlijk wel terugkeren na realisatie van permanente maatregelen zoals nestkasten. Recent onderzoek naar de effectiviteit van maatregelen voor vleermuizen concludeert (helaas) dat er vooralsnog weinig bewezen effectieve maatregelen zijn. Er is behoefte aan het invullen van kennislacunes, aan gestructureerde monitoring en een onafhankelijk landelijk wetenschappelijk instituut voor beoordeling van  maatregelen. Maatwerk kan nodig zijn voor sommige soorten die buiten het SMP gehouden moeten worden vanwege lage trefkans bij het in kaart brengen van hun functies. Daarom zullen wij diepgaand onderzoek gaan doen, met behulp van gezenderde vleermuizen, naar hun eisen en gedragingen ten aanzien van hun verblijfplaatsen.